In het arrest van de Raad van State van 13 februari 2024, nr. 258.802, werd er door de verzoekende partij een annulatieberoep ingesteld tegen een genomen stopzettingsbeslissing. De verzoekende partij mocht daarbij echter ten tijde van het indienen van het verzoekschrift enkel de kennisgeving van die beslissing ontvangen. Dit leidde er dan ook toe dat de verzoekende partij trachtte aan te tonen dat de kennisgeving en derhalve de beslissing zelf met een motiveringsgebrek behept was. De verzoekende partij beriep zich daarbij tevens - in ondergeschikte orde - op artikel 9 van de Rechtsbeschermingswet, m.n. dat de beslissing onmiddellijk moet worden medegedeeld.
De Raad van State oordeelde hierover als volgt:
"Weliswaar zijn de motieven van de bestreden beslissing pas op 27 januari 2023 aan de verzoekende partij meegedeeld, en niet “onmiddellijk”, zoals bepaald in artikel 9 van de rechtsbeschermingswet. Op dat ogenblik had de verzoekende partij het voorliggende annulatieberoep al ingesteld, en daarin aangevoerd dat de bestreden beslissing niet formeel gemotiveerd was.
De onregelmatigheid die aldus begaan is, heeft echter enkel betrekking op de kennisgeving van de bestreden beslissing, en niet op de bestreden beslissing zelf. Zij tast met andere woorden de wettigheid van de bestreden beslissing niet aan.
Voor zoveel als nodig merkt de Raad van State hierbij op dat de verzoekende partij na kennisname van de bestreden beslissing nog steeds met kennis van zaken heeft kunnen oordelen of het nuttig was om, specifiek in het licht van de motieven van die beslissing, daartegen grieven aan te voeren. Zij kon immers, indien zij het nut daarvan ingezien zou hebben, nieuwe middelen aanvoeren in haar memorie van wederantwoord.
De laattijdige mededeling van de motieven heeft de verzoekende partij met andere woorden niet belet om voor haar rechten op te komen. In zoverre de verzoekende partij subsidiair een schending van artikel 9 van de rechtsbeschermingswet aanvoert, is het middel onontvankelijk bij gebrek aan belang."
Comments