De Raad van State herinnert er in het arrest van 19 januari 2024, nr. 258.511 (klik hier) aan dat een aanbestedende overheid bij het al dan niet opstarten van de procedure van vermoedelijk abnormale prijzen, bedoeld in artikel 36 van het koninklijk besluit plaatsing 2017, over een beoordelingsruimte beschikt.
Indien zij in het kader van het algemeen prijs- en kosten- onderzoek met toepassing van artikel 84 van de wet overheidsopdrachten 2016 en artikel 35 van het koninklijk besluit plaatsing 2017 tot de vaststelling komt dat er geen abnormale prijzen zijn, vereist de formele motiveringsplicht niet dat dit onderzoek in extenso wordt weergegeven in het gunningsverslag of in de bestreden beslissing.
Op grond van de materiële motiveringsplicht moet echter wel uit het administratief dossier blijken dat de aanbestedende overheid een algemeen prijs- en kostenonderzoek heeft gevoerd, onder meer dat zij de prijzen van elke offerte op zorgvuldige wijze heeft nagekeken. De motieven op grond waarvan zij alsdan van oordeel is dat de aangeboden prijzen niet abnormaal zijn, dienen uit het dossier te blijken.
コメント