Bij een overheidsopdracht voor werken dient de aanbestedende overheid na te gaan of de kandidaat, dan wel inschrijver voldoet aan de verkenningsvereisten zoals opgenomen in wet van 20 maart 1991 houdende regeling van de erkenning van aannemers van werken. Dit volgt uit artikel 70 van het KB Plaatsing. Dit leidt ertoe dat de aanbestedende overheid in de opdrachtdocumenten aangeeft over welke erkenning er moet worden beschikt. Het werkelijke voorwerp en de werkelijke omvang van de opdracht zijn bepalend voor de toepasselijkheid van de erkenningsregeling en de toepasselijke erkenningsvereisten. De aanbestedende overheid beschikt over een zekere, zij het beperkte, appreciatieruimte bij het categoriseren van de opdracht.
Nu overeenkomstig artikel 3 van de wet erkenning 1991 de erkenningsvoorwaarden vervuld moeten zijn op het moment van de sluiting van de opdracht en definitief worden bepaald door het bedrag van de inschrijving, lijkt hieruit te volgen dat de vermelding van de erkenningsvoorwaarden in de aankondiging van de opdracht en in het bestek precair is en de uiteindelijk voor de opdracht vereiste erkenning op het ogenblik van de sluiting van de opdracht dient te worden nagegaan waarbij een herkwalificatie van het bestekvereiste mogelijk moet worden geacht.
In het arrest van de Raad van State van 25 januari 2024, nr. 258.578 (klik hier) was een inschrijver van oordeel dat de aanbestedende overheid in het bestek niet de juiste categorie van erkenning had opgenomen. Concreet meende de verzoekende partij dat de categorie D12 nodig was voor de uitvoering van de opdracht en niet louter categorie D. De gekozen inschrijver beschikte niet over dergelijke erkenning D12, maar wel over een erkenning in de categorie D.
De Raad van State verduidelijkte dat:
"Uit een samenlezing van de Nederlandse en de Franse tekst van artikel 1, tweede lid, van het ministerieel besluit erkenning 1991 blijkt dat een “ondercategorie” wordt gekenmerkt door het feit dat gaat om werken van een bepaalde specialiteit of om werken die deel van een “categorie” vormen wanneer ze afzonderlijk worden aanbesteed. Uit het eerste lid blijkt dat een “categorie” wordt gekenmerkt hetzij door een complexe opdracht waarbij werken van verschillende aard worden uitgevoerd, die een coördinatie vergen, hetzij door werken die niet het voorwerp uitmaken van een bepaalde ondercategorie."
De Raad van State wees op het feit dat het in het voorliggende geval gaat om een complexe opdracht van vernieuwbouw, die de uitvoering van werken van verschillende aard inhoudt en die de coördinatie vereist van verschillende technieken in de bouwnijverheid. Dit is een aanvaardbare reden om de werken onder te brengen in een “categorie”, te dezen categorie D en niet in een "ondercategorie" zijnde D12.
De vordering van de verzoekende partij werd dan ook afgewezen.
Comments